top of page

Beroepen

De oudere Pellekaans zijn dus boeren geweest en zeker is de stamvader van de ene tak dat gebleven. Wij zien echter dat de circa 1590 geboren Aart Pietersz Pellecaen en ook zijn zoon smid zijn in Zwijndrecht. De kleinzoon Huybert wordt brandewijnbrander in Rotterdam en diens zoon korenmakelaar. 

​

De terloops in Muilkerk genoemde Aert Bastiaensz (tenzij hier Petersz gelezen moet worden) ben ik kwijt. Is hij soms de koper van een cromsteven schuyt in Puttershoek (1 fo XV d.d. 6.11.1636), waarbij de naam van een borg Huygh Thonisse uit St. Antoniepolder de aandacht trekt, of woont hij in De Grote Lindt (RA dd. 13.10.1641)? Ik betwijfel het.

​

De derde tak treffen we in Besoyen. Hier was de oudste Pellekaan burgemeester, maar hij moet ook, dunkt mij, een “nering” en daarbij een boerenbedrijf hebben gehad. Hij had onroerend goed onder Dussen (“De Heuvenhout”) een huis in Besoyen en enig leenroerig goed. Van Dussen verplaatste men zich langs de zeedijk naar de omgeving van Emmikhoven, dus iets noordelijker. Emmikhoven werd later verenigd met Almkerk en hier woont nog Levinus Pellikaan, wiens ouders nog als Pellekaan te boek staan. Hij is hier de enige die het voorvaderlijk boerenbedrijf in de streek, waar zijn voorouders het bedrijf gedurende 400 jaar runden, heeft voortgezet.

​

Van Almkerk trok een jongere tak naar de Oudendijk onder Woudrichem, ook als boer. Een afstammeling woonde hier nog omstreeks 1800, maar hij verarmde. Een andere tak wist zich op het peil van zijn voorouders te handhaven en trok over de rivier naar Nieuwland, waaraan zijn huwelijk met een Bikker, een dochter uit een overoud boerengeslacht uit de Vijfherenlanden, wel niet vreemd zal zijn geweest. Hier wonen nog tal van nakomelingen, hoofdzakelijk veehouders. Hij was burgemeester en een voorvader van de tegenwoordige burgemeester van Vianen en Lexmond.

​

Van een broer van deze burgemeester van Nieuwland is bekend dat hij eerst in Meeuwen woonde en daar blijkbaar ook nog iets met het boerenbedrijf uitstaande had. Zijn hoofdberoep was echter timmerman en aannemer en hij bouwde onder meer een watermolen onder Hellouw. Hij is de man die naar Indië ging en met zijn zoon in dienst kwam bij de waterstaat in dat land. Zijn zoon, eerst constructiemeester op het eiland Java, woonde later als rentenier in Arkel. Van hem stammen in hoofdzaak de aannemers uit dit geslacht af, hoewel in de Almkerkse tak ook dit beroep voorkomt.

​

Half 1700 vonden wij in de familie Holster een schout, die ook timmerman en aannemer is. Gezien de nauwe verwantschap met deze Holsters (er zijn enkele huwelijken Pellekaan-Holster bekend) is de mogelijkheid groot, dat van deze zijde de aanleg voor de techniek komt.

 

Meer in detail ga ik hierna in op sommige Pellikanen uit de vorige eeuw. Hun beroep of bijzondere hobby’s zoals Henk Pellikaan, de bekende Tilburgse aannemer en voetballer en Christoffel Pellicaan, mijn vader en paardenliefhebber uit het bakkersgeslacht. In het boek staan nog veel meer verhalen over de beroepen van William van Holst Pellekaan (#125), de officier en geoloog, Hubertus Gerardus (Huub) Pellikaan (#497), de drogist uit 's-Gravenhage en vele anderen.

​

DR. WILLEM (WILLIAM) VAN HOLST PELLEKAAN
OFFICIER EN GEOLOOG (1880 - 1949)

Soms heb je wel wat informatie over een bepaalde persoon maar zit je vast. Maar dan, plotseling als je meer in detail gaat zoeken kom je plotseling veel informatie mop het spoor. Zo ook met Willem van Holst Pellekaan (#1251). Allereerst ben ik mij gaan concentreren op de naam “William” in plaats van Willem. Daarnaast ging ik mij verdiepen in zijn beroep als geoloog. Het bleek dat Willem een zeer vooraanstaande geoloog was die jaren voor ondermeer de Bataafse Petroleum Maatschappij (Shell) werkte. In een “Bulletin of the American Association of Petroleum Geolists” kwam ik een memorial tegen.

Officier en Vice President Shell Petroleum Company Dr. Willem (William) van Holst Pellekaan op een foto voor het hoofdkantoor van Shell in Amerika.

He was the son of Jacob van Holst Pellekaan and Dorine Ritmeester and was born on May 11, 1880 at Tegal on the island of Java. In 1884 his mother returned to Holland for medical treatment and took him and his brother with her to live in The Hague. It was the custom of those engaged in work in the colonies to have their children educated at home in Holland and when their mother joined her husband, she left the two boys to be cared for by friends in Leiden where they attended the elementary schools and the first part of secondary school. After this William entered a preparatory school for military officers at Alkmaar and on completing this training, he entered the Military College at Breda and was graduated with a commission in 1901.

 

In 1902 he entered the Colonial Indian Army of the Netherlands East Indies and he served in North Sumatra until 1908, carting customary duties of an officer of the Colonial Army. On some of his missions he penetrated parts of the jungle never reached by a European and often this sort of duty involved him in fighting with hostile natives, some of whom were fanatics. On one occasion, while unarmed and writing is his temporary headquarters, he sent his orderly for a cup of coffee and as the soldier disappeared a native who had been awaiting this opportunity sprang from his hiding place and attacked him with a bolo. Fortunately, the orderly was not out of hearing and, hastily returning, he shot the intruder and van Holst escaped death though severely wounded. On another occasion he was fired on from ambush but again he escaped though with severe wounds in the chest and scalp.

 

At various times he was in command of troops detailed to protect geological parties of the Bataafse Petroleum Maatschappij from unfriendly natives and in his way, he became acquainted with geologists and acquired a great interest in the work they were doing.

 

In the year 1908 he was sent to the Island of Nias where fighting was going on and during a serious encounter, he was so severely wounded by a bolo cut in the thigh that he was incapacitated for many months. The wound was badly effected and the surgeons finally informed him that to save his life they would have to amputate the leg. He refused the operation and eventually recovered though only after 6 months in the hospital. Those who recall something of surgical methods before the first World War can imagine the intolerable suffering that van Holst endured during the dressing and treatment of such wound.

 

On his recovery he was declared to be physically unfit for a further army service and was discharged from the army and returned to Holland. In Holland, he was fortunate enough to find a surgeon who was willing to undertake to repair the muscles of his leg and actually succeeded to a degree that in after years van Holst was able to walk fairly well and only a few people ever suspected that he had has a a serious accident.

 

With the ending of his military career he decided to take up the study of geology and in 1911 he entered the University of Zurich. Here he completed the requirements for the doctorate geology. His thesis, “The Geology of the Mountain Group of Pioz Scopi, Switzerland” gave the results of his studies of metamorphic rocks and attracted some favorable attention at the time. For example. Harker refers to this work in his book on Metamorphism.

 

In 1913 he entered the service of the Royal Dutch Shell Company and was first sent to Sumatra and Java where he continued to work until the latter part of 1917, when he was returned to Holland and engaged in work at the head office of the company in The Hague. Late in 1918 he was sent out again, this time to the Shell Company of California. Here he served as Chief Geologyst until July 1922. His work in California was interrupted by an 8-month trip to Peru in 1920 and by a 6-month expedition to Equadoir in 1921.

 

After a brief vacation in Holland, he returned to the United States in September 1922 as Chief Geologist of the Roxana Petroleum Company (later Shell Petroleum Corporation) with headquarters in St. Louis. This position he held until April 1928, when he was appointed as vice president of the Shell Petroleum Company in charge of exploration. On December 31, 1938, he retired from company work and after a few months went to California and made his home in Beverly Hills where he lived to the time of his death.

 

Many the senior members of the Shell geological staff worked directly under him at one time or another and all these men will remember well the diligent manner in exploration problems there seem to be no limit to his work power. When field work was delayed by heavy rain, snow, or other causes, the party usually took the opportunity of relaxing. It would finally be noticed that “Doc” had quietly disappeared, and he could usually be found in his room working in his reports or searching literature for facts which might aid him in understanding the region in which he was working.

 

As is common with most well-educated men of his nationality he could easily read and speak German, French and English as well as Dutch. In addition, he spoke Malay and during his journeys in South America he learned to speak and read Spanish.

CHRISTOFFEL PELLICAAN EN
ARIGJE SCHILT

BAKKER & KRUIDENIER (1921 - 2017)

Dit is het verhaal van mijn ouders, Christoffel Pellicaan (#1508) en Arigje Schilt, wat publiekelijk gemaakt werd met een artikel in de regionale krant “De Gecombineerde” toen zij in 1981 besloten de bakkerij en winkel op te heffen. Helaas hebben zij het nieuwe boek niet meer kunnen inzien. Ze hebben een mooi leven gehad en hebben beide een leeftijd van 92 jaar bereikt. Zoals ik in mijn voorwoord al schreef hebben heeft mijn vader in de 70er jaren de schrijfwijze van onze achternaam aangepast. Ik heb dan ook de spelling van de namen aangepast: met een “k”, zoals mijn grootvader het schreef en met een “c” zoals mijn vader het later zou aanpassen.

 

“Terwijl de supermarktgigant met de reclamekreet “vele kleine winkeltjes in één grote winkel” appelleert aan de hang naar nostalgie hebben de echt kleine winkeltjes het bepaald niet gemakkelijk in deze tijd kruidenierswinkel en bakkerij van Christoffel (Chris) Pellicaan aan de Lingedijk onder Kedichem was zo’n klein winkeltje dat tot voor kort opbokste tegen de aantrekkingskracht van de supermarkten in de omliggende steden. Onlangs echter stookte Chris voor de laatste maal zijn oven waarin 85 broden tegelijkertijd gebakken konden worden en woog Arigje Pellicaan voor de laatste keer de bruine puntzak met bloem af. Na 60 jaar is de zaak van bakker Pellicaan aan de Lingedijk verleden tijd. 

Paard en wagen.jpg

Een vertrouwd beeld van eind 1920 tot 1948: op de Lingedijk in Oosterwijk en Kedichem, Jan Pellikaan en later Christoffel Pellicaan die met de Utrechtse tentwagen brood bezorgen.

De familie Pellikaan komt oorspronkelijk uit Leerdam. De vader van Chris Pellicaan, Jan Pellikaan (#1503) geboren in Sleeuwijk die een bakkerszaak in Leerdam beheerde, besloot in 1921 zich in Oosterwijk te vestigen. Hij nam het huis aan de dijk over van de toenmalige kruidenier en richtte daar een bakkerij in.

 

Het kruideniersassortiment stelde destijds niet veel voor en bleef beperkt tot koffie, thee, azijn en suiker. Chris herinnert zich nog goed dat hij als 8-jarige schooljongen volop werd ingeschakeld om brood te bezorgen in praktisch dezelfde wijk als hij tot voor twee weken van brood e.d. heeft voorzien. Deze wijk bestond uit Oosterwijk, de Lingedijk tot vlak onder Kedichem en de Achterdijk; Ook andere bakkers deden hun ronde in deze wijk en er waren er bij die voor 5 broden het gehele traject aflegden. Dan was er nog een bakker gevestigd in het dorp maar deze heeft 10 jaar geleden zijn zaak al gesloten.

 

Chris was de enige jongen in het gezin en het was een vanzelfsprekende zaak dat hij de bakkerij over zou nemen. Dat gebeurde dan ook en al op jonge leeftijd begaf Chris zich met het “Utrechtse Tentwagentje”, die hij van zijn vader had overgenomen, langs de boerderijen in zijn wijk om brood te bezorgen.

 

De barre weersomstandigheden, waaronder dit soms plaats moest vinden, staan diep in het geheugen van Chris gegrift. De open wagen bood niet veel bescherming tegen de koude wind en de regen die op de hoge Lingedijk een makkelijke prooi vonden in het iele karretje. Chris herinnert zich dat hij soms in opdracht van zijn vader tegen de wind in moest hangen aan de buitenkant van het tentwerk om te kunnen voorkomen dat de wind het wagentje omver zou werpen. Het tentwagentje was in die tijd een zeer vertrouwde verschijning in Oosterwijk en omgeving en het gebeurde met regelmaat dat het paard, als de baas even langer wegbleef, de wagen al vast naar de volgende klant trok of zelf de stal opzocht.

Oosterwijk, omstreeks 1949 - Voor Christoffel Pellicaan was brood bezorgen met de motor, die in 1948 paard en wagen verving, een hele verbetering ten opzichte van de tentwagen.

In 1948, het jaar waarin Chris trouwde met Arigje Schilt uit Lexmond en de zaak van zijn vader overnam, werd de “hit” (het paard) die toen voor de wagen liep door een kerende meelwagen dodelijk verwond en het werd Chris duidelijk dat met het steeds drukker wordende verkeer het niet meer verantwoord was met paard en wagen brood te venten. Van het Utrechtse tentwagentje werd kachelhout gemaakt, iets waar hij achteraf altijd spijt heeft gehad, en het paard werd opgevolgd door een motorfiets. Achter op de motor werd een enorme mand bevestigd waarin het brood werd vervoerd. Daarna werd echter alras overgeschakeld op de auto en dat betekende een enorme verbetering van de werkomstandigheden.

 

Chris vertelt dat er vroeger per gezin heel wat meer brood werd afgenomen en volgens hem kwam dat niet alleen omdat de gezinnen groter waren maar ook omdat men andere eetgewoonten had: “Vooral jonge mensen eten tegenwoordig minder brood. Er wordt sneller naar snacks gegrepen. Men eet meer buitenshuis en het buitenlandse voedsel wint terrein. De huizen langs de dijk werden steeds meer betrokken door mensen “uit de stad”. Deze zijn meestal in het bezit van een auto en halen hun boodschappen in het groot in de stad.

 

Arigje kan er gezien de huidige economische toestand nog wel enig begrip voor opbrengen maar haar man spreekt zich heel wat harder uit: “Als er iemand uit de stad bij mij in de winkel komt als ik brood in de oven heb staan en dan zegt: “Wat ruikt het hier heerlijk” maar niet één broodje koopt dan kook ik vanbinnen.” Betere herinnering bewaart Chris aan zijn naaste buurman die al zijn inkopen deed in de kruidenierswinkel van Pellicaan: “Al had ik ondergoed verkocht, dan zou hij het nog bij mij hebben gehaald”.

 

En veel klanten, zo niet de meeste, zijn trouw gebleven door de jaren? “Natuurlijk hebben we ook heel veel goede herinneringen en we zijn grote dankbaarheid verschuldigd aan al die mensen die ons door de jaren heen zijn trouw gebleven.” Dat die dankbaarheid wederzijds is werd duidelijk toen Chris thuiskwam na zijn allerlaatste ronde door de wijk. Toen stonden er 6 bloemstukken en een fles drank in de winkel en velen hebben inmiddels hun sympathie betuigd. Arigje zegt de winkel wel te zullen missen: het is jammer dat we het nog niet een paar jaar langer hebben volgehouden.

 

“Vandaag de dag echter is het een stuk moeilijker aan de wensen van de klanten te voldoen. Neem nu eens het gebak. Vlak na de oorlog bestelden de mensen bijvoorbeeld 10 tompouces of 10 slagroomsoezen. Nu wil men 10 verschillende gebakjes. Ik ben daar dan ook mee gestopt. Dat is niet op te brengen als je zo klein bent. Wel heeft mijn vrouw het bakken van cake en boterkoek tot het laatste toe volgehouden en met speciale dagen zoals St. Nicolaas werden er ook banketletters gebakken.”

De eerste auto.jpg

Oosterwijk, begin 50er jaren - De vooruitgang is niet meer te stoppen. En de motor werd vervangen door een auto. Jan Pellicaan (#1509), de oudste zoon van Christoffel zit trots op de motorkap. Kentekens waren toen nog persoonsgebonden. Het kenteken HZ-91848 van de auto is gelijk aan het kenteken van de motor welke eerder afgebeeld is.

Er zijn verschillende factoren die het Chris op den duur onmogelijk hebben gemaakt zijn zaak winstgevend te houden. Naast de veranderende eetgewoonten speelde ook de vergrijzing van de bevolking van Oosterwijk een grote rol. Oosterwijk is bestemd tot landelijk gebied. Er mag dus weinig of niet gebouwd worden. In de tijd dat Arigje en Chris hun winkel runden zijn er behalve 6 woningen op het dorp geen huizen bijgebouwd. De jeugd is vertrokken en de leeggekomen boerderijen zijn of als tweede huis of als permanente woning in gebruik genomen.

De laatste broodjes.jpg

Oosterwijk, februari 1981 - De laatste broodjes “loodjes” voor de bakker Christoffel Pellicaan. In februari 1981 stopte hij met zijn bakkerij.

Arigje vindt het verhaal van het gezellige winkeltje op de hoek waar de mensen zo graag komen een fabeltje: “Men kijkt het eerst naar de portemonnee en ik moet zeggen dat ik dat best kan begrijpen. Toch deed het me zeer als mensen die vlakbij woonden mijn winkel voorbijliepen; ik zag liever dat ze bij mij op de pof (op rekening) kochten dan dat ze met het geld in de hand naar de stad gingen.” Chris herinnert zich nog dat het vroeger voorkwam dat mensen die zaterdagochtend hadden afgerekend ‘namiddag weer wat geld kwamen terugvragen omdat ze net niet genoeg in huis hadden om nieuwe schoenen te kopen: “Ja, dat kon toen allemaal. Je verleende een bepaalde service en dat werd gewaardeerd”. Het werd voor bakker Pellicaan de laatste jaren steeds moeilijker om de zaak rendabel te houden. Zijn wijk leverde steeds minder op: “De grote klanten van vroeger die soms 5 tot 6 broden tegelijk kochten zijn nu alleenstaand geworden”. “Er was in mijn wijk een alleenstaande man die toch nog altijd zo’n 4 broden nam. Later bleek dat hij het meeste opvoerde aan zijn konijnen. Nu koopt hij konijnenvoer”.

 

Arigje wil voorkomen dat de indruk ontstaat dat het niets dan kommer en kwel is geweest de laatste jaren. Maar ja, een platte-landswinkel hoort in een plattelandsgemeente en dat laatste is Oosterwijk, want de inwoners betreft, niet meer. Stadsmensen denken dat ze zich kunnen aanpassen maar in feite blijft er een bepaalde afstand.”

Ook Chris had nog wel een paar jaar door willen gaan maar aangezien zijn drie zoons niets voor de zaak voelden, wat hij goed kon begrijpen, kwam hij er steeds meer alleen voor te staan en op het laatst was het voor één man niet meer op te brengen. Arigje met een knipoog: “Chris is geen bakker in hart en nieren. Het vak is hem in de schoenen geschoven en het is al mooi dat hij het tot z’n zestigste heeft volgehouden.” Het opdoeken van de zaak betekent voor Chris Pellicaan niet dat hij op zijn lauweren gaat rusten. Hij houdt nog steeds paarden en regelmatig neemt hij deel aan concoursen. De wagentjes hiervoor bouwt hij zelf samen met zijn zoons en daar heeft hij veel plezier in.

Arigje in de winkel.jpg

Oosterwijk, februari 1981 - Arigje Pellicaan weegt voor de laatste keer een pondje bloem af in een bruine puntzak.

Arigje blijft met haar vrijetijdsbesteding in de sfeer van de winkelende bakkerij. Zij is namelijk van plan om in de voormalige winkel een kleine expositie in te richten van artikelen die met het kruideniers- en bakkersvak te maken hebben. Zij denkt hierbij aan oude gewichten, scheppen, speculaasplanken, broodmanden, broodtrommels en allerlei bakkersgereedschap.

​

Hoewel haar man nog een beetje sceptisch tegenover haar plannen staat bleek zijn medewerking wel uit de woorden die hij sprak toen hij thuiskwam van zijn allerlaatste ronde: ‘Hier is mijn geldtas, zet die ook maar in het museum.” Arigje Pellicaan: “lk ben er zeker van dat er elke dag minimaal twee bezoekers zullen komen: mijn man en ik.” Uit de manier waarop ze de halfgevulde schappen bekijkt blijkt dat ze er nog maar moeilijk afstand van kan nemen. Er kwamen in de zomer weleens watersporters, die hun bootje hier in de buurt aanmeerden, bij ons wat kopen. Ze zeiden dan: ‘Wat heeft u hier een leuk winkeltje, dat zoiets nog bestaat”. Ik vroeg dan: “Waar doet u uw inkopen als u thuis bent”. Meestal noemden ze dan een grote supermarkt. Ik antwoordde dan: “Waarom koopt u in uw eigen woonplaats ook niet bij kleine winkeltjes, want dat is de enige manier om ze in stand te houden.”

​

Bron: De Gecombineerde, Leerdam e.o., 12 februari 1981.

 

Van “heinde en ver” kwamen de mensen bij Chris Pellicaan en Arigje koekjes kopen. De onovertroffen krakelingen en speculaas waren voor eenieder een traktatie. Vanaf eind 60er jaren werden de koekjes verpakt in een zakje voorzien van het welbekende familieschild. 

​

HUBERTUS GERARDUS PELLIKAAN
DROGIST, FOTOHANDEL, COUREUR
(1907 - 1996)

Hubertus Gerardus (Huub) Pellikaan (#497) was een bekende winkelier in de Haagse binnenstad. Niet alleen was hij winkelier maar vele kenden hem ook als een begaafd motorcoureur. Hij was jaren actief in de motorsport en nam deel aan vele nationale en internationale races.

 

Brieven van opa: Bekers en bokalen naar de lorrenboer

 Bron: AD Haagsche Courant – 7 december 2018

 

Dit is een verhaal van Leo van der Velde die wekelijks een brief aan zijn kleindochter Rachel (6) schrijft, waarin hij haar vertelt over het Den Haag van toen. 

 

Lieve Rachel,

 

“Inmiddels is Sint met de stoomboot naar Spanje vertrokken. Ik hoorde dat jij en je zusje mooie cadeautjes hebben gekregen. Daar heeft je mooie brief aan Sint en Piet vast bij geholpen. Alleen, je hebt die bij mij laten liggen. Daarom heb ik de brief nog snel in de brievenbus gedaan. Daar zijn opa's voor.

,,Heb je nog een chocoladelettertje in de auto?", vroeg je kort daarvoor, onderweg naar de Roetsjbaan en de ijssculpturen naast de Pier in Scheveningen. ,,Fijn, maar waarom een S en geen R." Ach, het hoogtepunt was toch dat De Bellinga's, met 280.000 YouTube-abonnees de bekendste vlogfamilie van Nederland, daar waren. Die filmen iedere dag hun dagelijks leven en daar kijk jij op je tablet graag naar. Ook naar Enzo Knol, die ruim twee miljoen abonnees heeft. Jij wilt later ook vlogger worden.

 

Toen ik je naar huis had gebracht ging je meteen met je buurmeisje buitenspelen. Vroeger speelde ik ook met de jongens uit de buurt. Toen reden er nog auto's door de Korte Poten, daarvoor zelfs een tram, lijn 3. Hubert, een van mijn vriendjes, woonde daar, schuin tegenover apotheek Hofstad en boven fotozaak Filmex, die van zijn vader was. Een winkel met dure camera's, waar je ook je foto's kon laten ontwikkelen en afdrukken.

​

Huub Pellikaan was een bekende winkelier in de binnenstad. Mede doordat hij een vermaard motorcoureur was geweest die gouden medailles in Monza (Italië) en in Monaco had gewonnen en aan de TT in Assen had meegedaan. Daarna tot ver in de jaren zestig als rallyrijder successen boekte. Ook in de Tulpenrally, de oudste en grootste klassieke autorally van ons land. De grootste bokalen en bekers zette oom Huub op de kast in de woonkamer. De rest bewaarde hij in dozen in het souterrain.

 

Huberts vader was een echte zakenman. De klant was koning. Mijn vriendje en ik dachten daar niet aan toen we over het kozijn van het raam van de slaapkamer hingen. We verveelden ons. Ik weet niet meer wie het eerste naar beneden spuwde. Wel dat iedere klodder steeds áchter de passerende dames en heren terechtkwam.

 

Klopt Rachel, spuwen is smerig, maar daar dachten we niet aan. Een meneer met een kaal hoofd stopte en keek naar de camera's in de etalage. Ik brouwde een rochel en tuitte mijn lippen. We keken de klodder allebei na. Onderweg van de tweede etage naar beneden spreidde de fluim zich een beetje en kletste toen, pats, op het hoofd van meneer. Die meteen naar boven keek. Zo snel dat we onze koppen niet naar binnen konden trekken.

Huub Pellikaan op de motor.png

Oom Huub Pellikaan en Tante Til in 1951 in Monza, Italië.

Terwijl we een smoesje bedachten hoorde Hubert zijn vader naar boven stormen. Die keek eerst mij woedend aan, maar hij kon zich nog net inhouden. Niet bij zijn zoon die, voor het eerst dat ik hem kende, smekend 'pappie, pappie' riep. Tevergeefs. Hij kreeg een paar rake oorvijgen. Moest naar zijn kamer en ik naar huis. Zijn vader was zó boos. Maar die woede was niets vergeleken bij de keer dat we ons wéér verveelden.

​

Omdat ik van Hubert al vaantjes en erelinten had gekregen en die op mijn kamertje thuis had gehangen, stelde ik voor om wat bekers naar de lorrenboer op de Nieuwe Haven te brengen. Die kocht ook oud ijzer in. Dat vond m'n vriend een goed idee. We wachtten tot zijn vader koffie ging drinken in de Wiener Konditorei en namen een doos vol prijsbekers mee. Die legden we op zijn zeepkist, eigenlijk meer een onderplank op een kinderwagenonderstel, die je met een touw kon besturen. De lorrenboer woog het spul en gaf ons drie gulden. Gelijk besloten we nog wat eremetaal te gaan halen.

Huub Pellikaan rally.jpg

Huub Pellikaan als deelnemer aan de Tulpenrally van 1966 met een Chevrolet Monza Coupé. Hij behaalde een 14de plaats in zijn categorie.

Toen we net bezig waren kwam oom Huub naar het souterrain. Hij zag meteen dat zijn grootste bekers en bokalen weg waren. Weer keek hij naar mij, maar m'n vriend gaf hij een pak ransel. Omdat de lorrenboer zei dat hij de bekers niet meer had, heb ik oom Huub z'n erelinten en vaantjes maar teruggegeven.”

 

Opa Leo

 

WELKE "PELLIKAAN" KOMT HIER?
BEROEP VAN DEZE PELLIKAAN

Heb je informatie en een leuk verhaal over een beroep van iemand uit het geslacht (liefst met één of meerdere foto's, laat het mij dan weten. Mogelijk is dit een verhaal om toe te voegen aan een nieuwe druk van het boek en voor een verhaal op dit hoofdstuk op de website.

​

Wat heb ik nodig:

  • De volledige namen van de persoon en overige details (of verwijzing naar het nummer in de lijst van het boek)

  • een verhaal over het beroep welke deze "Pellikaan" uitgevoerd heeft

  • Eén of meerdere foto's

​

Wanneer ik dit alles heb ontvangen zal ik een voorbeeld maken hoer het e.e.a. er uit komt te zien. Dit zal ter goedkeuring aangeboden worden. 

Our History

Het Geslacht Pellekaan, Van Holst Pellekaan, Pellicaan, Pellikaan

info@pellikanen.com

www.vault89.eu (web shop van mijn dochter voor high-end dames fashion) 

  • Linkedin
  • White Facebook Icon

© 2023/4 by Johan Pellicaan

bottom of page